Voor ons duivenliefhebbers komt het er op aan onze beestjes zo snel mogelijk van punt A naar punt B te kunnen laten vliegen. Alle duiven kunnen vliegen uiteraard, maar dat op zich is niet voldoende. Snel vliegen ook al niet als je de weg naar huis niet kunt vinden. De kortst mogelijke weg zo snel mogelijk overbruggen, daarmee kom je evenwel al aardig in de buurt. Om dat te kunnen bereiken komen echter tal van factoren om de hoek kijken waar je maar beter rekening mee houden. Ze hebben elk in mindere of meerdere mate hun belang in het geheel. Huisvesting, voeding, voedingssupplementen, geschiktheid voor bepaalde afstanden, gezondheid, medische begeleiding, training aan huis, de kwaliteit van de duiven enz...
Langer snel(ler) vliegen?
Kijken we als voorbeeld eens naar het wielrennen. Nog niet eens zo heel lang terug kon je stellen dat renners gemiddeld genomen op hun best waren op een leeftijd tussen de 27-30 jaar. Beter uitgegroeid, meer kracht, meer ervaring en koersinzicht, betere voorbereiding enz. Dat is echter helemaal niet meer het geval de dag van vandaag. Het zijn de jongere snaken als een Wout Van Aert, een Mathieu van der Poel, en voor wie de ronde van Frankrijk gevolgd heeft, onder andere een Pogadjar en Roglic, die er het mooie weer maakten. Natuurlijk moet je wel met een fiets kunnen rijden, maar het is hoe dan ook vooral de wetenschap die er voor zorgt dat die goede renners hun talenten pakken beter kunnen ontplooien. Een op en top en wetenschappelijk verantwoorde begeleiding zorgt er voor dat deze atleten keer op keer tot die uitzonderlijke prestaties kunnen komen. Tot in detail weten die atleten waarmee ze dagdagelijks bezig zijn en moeten zijn om op dat niveau te kunnen, maar vooral te blijven kunnen presteren. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Training, voeding, recuperatie, materiaal enz. het evolueert steeds maar verder. Die dingen veranderen razendsnel en het is altijd zaak de vinger aan de pols te houden. Als je bijvoorbeeld goed vliegt en je zou dan denken, ja, nu weet ik het wel, dan is dat zo goed als zeker het begin van het einde.
Voor vernieuwingen en verbeteringen
Als we met duiven beginnen spelen hebben we een pak vraagtekens. Is het hok goed, is de training goed, zijn de duiven goed, is mijn voedermethode goed, is mijn kweekmethode goed, zijn ze gezond, hebben ze conditie enz. Vloog of vlieg je goed tot zeer goed, dan vallen al een flink deel van die vraagtekens weg. Dan zal het hok goed zijn en de duiven goed en je voermethode goed.Klaar is Kees dan? Waarschijnlijk niet echt, want:
1) wat nu goed is kan het misschien over 5 jaar niet meer zijn en
2) liefhebbers streven, zoals dat hoort, toch steeds naar beter.
Duivenmelkers die niet best presteren zullen makkelijker het geweer van schouder veranderen dan liefhebbers die aardig voor de dag komen. Die durven niet zo goed hun systeem aan te passen. In beide gevallen is het op termijn niet de beste keuze. Constant van methode veranderen geeft de duiven niet de kans aan een bepaald systeem te wennen en die zullen nooit goede resultaten behalen. Een systeem wat vandaag resultaat oplevert, hoef je anderzijds niet meteen te veranderen, doch bijsturen en aanpassen, er de foutjes uithalen en up-to-date blijven is een noodzaak. Als je beter wil worden, moet je durven veranderen. Akkoord, dat is niet altijd zo vanzelfsprekend maar zoals het spreekwoord zegt is stilstaan het equivalent van achteruit gaan.
Toprenners van vandaag weten en kennen veel, maar het zal toch een gespecialiseerd diëtist zijn die bepaalt wat en hoeveel wanneer gegeten wordt. Er is een trainer die alles nauwkeurig opvolgt en individueel het trainingsschema zal bepalen, aanpassen en bijsturen naargelang de omstandigheden. Technisch zijn het mecaniciens die alles op en top monteren en door nog andere specialisten wordt de zo gunstig mogelijke houding op de fiets in windtunnels bepaald.
Het verschil tussen winst en verlies hangt af van tal van zaken die niet meteen nog iets te maken hebben met het kunnen van de sportman zelf. Die mag nog zo goed zijn als hij wil, met materiaal en een begeleiding van tien jaar geleden kan die de minder getalenteerde atleten die een betere begeleiding en opvolging krijgen helemaal niet volgen, laat staan dat hij nog een wedstrijd zou kunnen winnen.
We weten met zijn allen hoe moeilijk het is om jaarlijks toch enkele toppers te kunnen kweken. Evident is dat niet en toch zie je liefhebbers die duiven aan de lopende band pakken alsof ze net om het hoekje gelost zijn. Niemand, maar dan ook niemand, kweekt zoveel goeie duiven. Het is gewoon het gehanteerde systeem dat duiven toelaat zo te presteren. Natuurlijk lukt dat niet met pauwstaartjes maar het zijn toch dingen om over na te denken. Zijn goeie duiven belangrijk, een goed systeem is dat al evenzeer. Er was een tijd dat duiven op 300-400 km om de week een wedstrijd vlogen. Weekske thuis, weekske vliegen, weekske thuis, weekske…Het overgrote deel van de liefhebbers speelde toen hoofdzakelijk met weduwnaars. Duivinnen, daar werd niet zo nauw naar gekeken. Jonge doffers werden wat “gespaard” terwijl duivinnetjes als jong week na week de baan werden opgestuurd. Het gevolg was dat die uiteindelijk beter en beter gingen presteren. Op zich niet zo verwonderlijk. Ze bleven in het ritme, deden meer ervaring op en het zorgde voor een betere selectie.
Kijken we nog eens naar het wielrennen. Het is daar ook niet zo dat wanneer ze vandaag een keizware bergrit rijden, er 1 of 2 weken zouden over gaan eer ze terug een wedstrijd rijden. Neen, de dag nadien staat er misschien nog wel een zwaardere op het programma. En neen, niet alle renners kunnen dat en al zeker in de bergen niet. Zouden ze op de rustdag in een ronde verkiezen in bed te blijven liggen in plaats van een paar uurtjes te gaan losrijden worden ze de dag nadien zonder pardon uit de wielen gereden. Als veldrijders vandaag een uur vol aan de bak zijn rijden ze ‘s anderendaags terug een cross en is het zelfs vaak zo dat ze de dag nadien nog beter presteren. Het ritme er in houden, de stofwisseling draaiende houden, diep gaan om nadien beter en beter te worden. En neen, nogmaals, niet alle duiven kunnen dat, maar we weten allemaal dat wanneer we 100 jongen kweken, er 90 uiteindelijk niet goed genoeg zullen zijn.
15-20 jaar geleden zou het voor duiven niet mogelijk geweest zijn week na week een halve fond of zware halve fondvlucht te vliegen. Dat enkel en alleen al omdat de voeding daar niet op afgestemd was. Naar best vermogen werd toen voer gemengd maar dat was helemaal niet wetenschappelijk onderbouwd. We wisten toen niet beter. Mengelingen met gele mais, plata mais, ja zelfs popcornmais, of met gele en rode mais. Ik heb het zelfs nog geweten dat het een “rush” was om zoveel mogelijk verschillende soorten granen in de mengelingen te hebben. Gelukkig is dat nu anders en dat kan zowel liefhebbers als duiven zelf alleen maar ten goede komen. Vliegen is voor duiven niet zo erg, zolang ze maar voldoende en de juiste brandstof in de tank hebben.
Een te hoog vetpercentage is uit den boze voor atleten waarvan we topprestaties verwachten, en dat begint al in de wintermaanden. Duiven zijn niet gemaakt om dag in dag uit stil opgesloten te zitten in een volière of op het hok. Dat overgewicht steekt dan al snel de kop op en zal sowieso extra energie vragen in het voorjaar als ze opgeleerd worden en met de aanvang van het vliegseizoen. Verkeerd voederen en verkeerd voer liggen daar aan de basis. Hoe meer duiven vliegen en trainen, des te meer energie ze ook nodig zullen hebben. Dat sturen we niet bij met meer of minder voer, neen, we geven ze dagelijks genoeg maar “spelen” met de (kilo)calorieën (Kcal) dat het voer bevat.
Je hoort wel vaker zeggen: er is geen slecht voer meer tegenwoordig, al is dat toch een beetje kort door de bocht. Mengelingen zijn gevarieerder, granen zien er mooier uit, er zit minder stof in en op het eerste zicht lijkt het inderdaad allemaal mooi. Niet het aantal verschillende soorten zaden, granen en peulen zijn belangrijk, niet hoe ze er uit zien of hoe mooi de zak is, maar de voedingswaarde er van, al dan niet residu van sproeistoffen er op, aflatoxines enz. Die dingen zorgen er op termijn voor dat onze duiven “vergiftigd” raken, en dan is het weg vorm en conditie na een paar weken.
Je kan zo goed als met elk voer een mooi resultaat neerzetten. Om dat week na week te kunnen en je dieren een gans seizoen op niveau te houden, dat is toch een paar andere mouwen. De opneembaarheid van het voer bepaalt de hoeveelheid afvalstoffen. Hoe meer afvalstoffen zich week na week opstapelen, des te sneller de vormcurve een dalende lijn zal laten optekenen. Hoe hoger opneembaar, hoe minder afvalstoffen. De samenstelling, lees balans tussen de verschillende soorten koolhydraten, vetten en eiwitten bepaalt hoe efficiënt de verbranding verloopt. Hoe beter de kwaliteit van de granen, hoe hoger de voedingswaarde en hoe meer brandstof de duif in de tank heeft voor een idem volume aan voer. Die dingen samen zorgen er voor dat onze dieren heel economisch week na week met succes de baan op kunnen en doordeweeks graag en met veel plezier hun trainingen zullen afwerken.
Iedereen kan voer mengen. Er is keuze in granen en zaden en peulen genoeg om er een voertje mooi en aantrekkelijk uit te laten zien. De vraag is maar, is het ook efficiënt, want net daar gaat het tenslotte om. Vitesseduiven zijn bijvoorbeeld niet gediend met hoge vetwaardes in de mengeling. Ze kunnen dan misschien wel lang vliegen maar dat is 1) niet nodig en 2) ze zullen zeker niet snel genoeg kunnen vliegen om ook maar enigszins voor winst in aanmerking te komen. Daar sta je dan met je mooi voertje…
Voor snellere kortere vluchten hebben duiven andere brandstof nodig dan voor langere vluchten. Voor overnachtvluchten, nog andere. Doffers en duivinnen gaan anders om met vetten en ook daar kan je dus maar beter rekening mee houden. Met het aantal nachten mand al evenzeer. Onze atleten van de correcte hoeveelheid, en vooral juiste brandstof, voorzien stelt ze in staat zowat 2 minuten per uur sneller te vliegen. Ze kunnen met goed uitgekiend voer die snelheid ook langer aanhouden en dat betekent meteen ook betere resultaten.
Franse Cribbs mais bijvoorbeeld is natuurlijk gedroogd waardoor de kiemen er van intact zijn gebleven. Deze kiemen bevatten veel voedingsstoffen. Bij oven gedroogde mais is het al eens vaker zo dat deze kiemen door het te snelle drogingsproces gedeeltelijk of geheel uitgedroogd zijn en er daardoor al meteen een flink deel nutriënten verloren zijn gegaan. Eet uw duif 30 gr mais zal het volume in beide gevallen wel gelijk zijn, doch, ze zal met Cribbs mais voor diezelfde 30 gr toch ruim meer voedingstoffen, lees energie binnen hebben. Aangezien mais voor vliegmengelingen zowat de hoofdmoot uitmaakt is dat zeker niet onbelangrijk. Akkoord, goeie Cribbs mais is prijziger, maar wat ben je tenslotte met een misschien wel mooie doos maar zonder inhoud?
De kleur van de mais doet er niet echt toe. Als hoofdbestanddeel van vliegmengelingen is het de voedingswaarde die belangrijk is.
Als morgen mijn auto stuk is ga ik niet naar de eerste de beste mekanieker om die te laten repareren. Ik ga naar een garage en dan nog het liefst naar een garage van het desbetreffende merk. Daar zijn gespecialiseerde technici aan het werk die me meer dan waarschijnlijk verder kunnen helpen. Een diëtist(e) kan er misschien wel voor zorgen om gezonder te eten of om wat gewicht te verliezen, maar als er topsport en sportprestaties mee gemoeid zijn kan je toch maar beter een daarin gespecialiseerd persoon raadplegen voor optimaal resultaat.
De grootste verandering en aanpassing de laatste jaren is ontegensprekelijk het voer en de voedermethodes. We weten nu beter wat en hoe en waarom en daar kunnen we ons voordeel mee doen. Het laat onze duiven toe zonder ook maar enig probleem een intenser programma af te werken en ze beter voor te bereiden op de wedstrijden. Dat komt de resultaten ten goede. Dat maakt van een middelmatige duif nog altijd geen topper, maar als ze iets in haar mars heeft zullen we ze toch de mogelijkheid geven haar kwaliteiten beter te benutten. Een ander voordeel van beter uitgebalanceerd voer is ook dat duiven veel makkelijker gezond blijven. Ze hebben een groter weerstandsvermogen. Infectiedruk is er altijd en overal maar duiven zijn er gevoeliger aan als ze over de limiet gaan of geweest zijn.
Conditie, vorm, training enz. allemaal goed en wel maar er ook nog zo iets als competitieritme. Een wielrenner of voetballer of welke sportman of vrouw ook die 2 weken out is heeft het moeilijk om weer meteen met de besten mee te draaien. Duiven die aan huis een uur tot anderhalf uur trainen, dat is niet hetzelfde als 100-200 km vanaf de lossingsplaats vliegen. Er wordt sneller gevlogen van wedstrijd, plus het feit dat dan ook het oriënteringsvermogen getraind wordt. Zolang duiven aan huis graag vliegen en trainen is er geen vuiltje aan de lucht en kunnen ze beter een vitessevluchtje meepikken dan op het hok zitten. Dat wil nu ook niet zeggen dat ze niet eens een weekje thuis kunnen blijven. Rust is soms het beste medicijn, en de gulden middenweg, afhankelijk van het soort duiven is altijd beter dan overdaad.
Als ze eens diep geweest zijn kan je er vergif op innemen dat ze de dagen nadien een pak dons laten vallen en het na recuperatie de weken nadien alleen maar crescendo zal gaan wat resultaten betreft. Die dons valt er uit omdat die er (nog) te veel in zat. Stel je eens voor hoe het zou zijn als die er van bij aanvang van het vliegseizoen niet zat. Op het “dieet” letten is niet alleen een zaak van tijdens het seizoen, maar van het jaar rond. Voor elke periode van het jaar heb je de keuze uit specifiek daarop afgestemd voer. De winterperiode is misschien wel de meest belangrijke geworden van het ganse jaar. Ook dan moeten duiven steeds tiptop in orde en op gewicht zijn. Fouten die daar gemaakt worden, daar krijg je aan het begin van het vliegseizoen onherroepelijk de prijs voor aangerekend. Goedkoop kan dan wel eens duur betaald worden.
Niet verwonderlijk dus dat het een grote impact heeft of kan hebben op de gezondheid, de conditie en vorm, het prestatievermogen enz. Duiven die jongen moeten grootbrengen of moeten presteren op wedstrijden zijn echt niet gediend met een mengeling die hoofdzakelijk mais, tarwe, en een paar soorten erwten bevat.
Veel erwten en mais maken het voer dan wel goedkoper maar absoluut minder doeltreffend als het er op aankomt een gans seizoen week na week top te presteren.
Gelukkig zijn er onderhand enkele fabrikanten die op professionele en wetenschappelijke basis anticiperen op de hedendaagse noden van onze atleten. Dat kan de sport en het algemeen welzijn van onze dieren alleen maar ten goede komen.
Je kan niet beter worden als je niet durft te veranderen!
Eddy Noel